Toelichting op de balans per

Vlottende activa

Algemeen
Uitzettingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid wordt een voorziening in mindering gebracht. De voorziening betreft met name de vorderingen op debiteuren inzake sociale uitkeringen en de vorderingen op de overige gemeentelijke debiteuren.

De in de balans opgenomen uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of minder kunnen als volgt gespecificeerd worden:

(bedrag x 1.000)

Boek- waarde
31-12- 2022

Voorzie-ning Oninbaar-heid

Balans- waarde
31-12- 2022

Balans- waarde
31-12- 2021

Vorderingen op openbare lichamen

5.015

-14

5.001

5.796

Verstrekte kasgeldleningen aan openbare lichamen

0

Overige verstrekte kasgeldleningen

0

Uitzettingen in 's Rijks schatkist met een rentetypische looptijd korter dan één jaar

11.135

11.135

4.642

Rekening-courantverhouding met het Rijk

0

Rekening-courantverhoudingen met niet-financiële instellingen

1.527

1.527

1.014

Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een
rentetypische looptijd korter dan één jaar

0

Overige vorderingen:

Debiteuren niet-overheid

500

-38

462

1.083

Debiteuren sociale zaken

1.112

-86

1.026

1.104

Faciliterend grondbeleid

-40

-40

-39

Overige uitzettingen

0

Totaal uitzettingen met een rentetypische looptijd korter
dan één jaar

19.248

-137

19.111

13.599

Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
Overtollige middelen dienen in principe in de schatkist aangehouden te worden.
Hierop zijn vier uitzonderingen:

  • Nazorgfondsen zoals ingesteld op basis van de Wet Milieubeheer;
  • Middelen op een geblokkeerde rekening bij de belastingdienst;
  • Bestaande beleggingen (peildatum 4 juni 2012);
  • Een drempelbedrag.

Een drempelbedrag is een minimumbedrag (afhankelijk van de omvang van het begrotingstotaal) dat gemiddeld buiten de schatkist mag worden gehouden. In beginsel moeten alle overtollige middelen in de schatkist worden aangehouden, tenzij die onder het drempelbedrag gerekend kunnen worden. Per kwartaal mag het gemiddelde van deze middelen niet boven het drempelbedrag uitkomen. Overtollige middelen op de BNG rekening worden dagelijks automatisch naar de schatkist afgeroomd.

(bedrag x 1.000)

Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren

Verslag-jaar

(1)

Drempelbedrag

1.718

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

(2)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen

187

168

200

198

(3a) = (1) > (2)

Ruimte onder het drempelbedrag

1.530

1.550

1.517

1.520

(3b) = (2) > (1)

Overschrijding van het drempelbedrag

-

-

-

-

(1) Berekening drempelbedrag

Verslag-jaar

(4a)

Begrotingstotaal verslagjaar

85.886

(4b)

Het deel van het begrotingstotaal dat kleiner of gelijk is aan € 500 miljoen

85.886

(4c)

Het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat

-

Vanaf 1 juli 2021
(1) = (4b)*0,02 + (4c)*0,002 met een minimum van €1.000.000 als het begrotingstotaal kleiner of gelijk is aan 500 mln.
En als begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.

Drempelbedrag

1.718

(2) Berekening kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

(5a)

Som van de per dag buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen (negatieve bedragen tellen als nihil)

16.850

15.253

18.429

18.227

(5b)

Dagen in het kwartaal

90

91

92

92

(2) = (5a) / (5b)

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten 's Rijks schatkist aangehouden middelen

187

168

200

198

Vanaf 1 juli 2021 is voor gemeenten (en provincies, waterschappen en hun gemeenschappelijke regelingen) met een begrotingstotaal tot € 500 miljoen de drempel voor het verplicht schatkistbankieren verhoogd naar 2% van het begrotingstotaal (was 0,75%) met een minimum van € 1 miljoen (was € 250.000).

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de paragraaf Financiering .

Overige vorderingen - faciliterend grondbeleid
Bij faciliterend grondbeleid heeft de gemeente zelf geen grond in haar bezit en voert niet zelf de grondexploitatie, maar gebeurt dit door een private ontwikkelaar. De kosten die de gemeente maakt worden in dat geval verhaald op de private partijen. Er is dus geen sprake van een bouwgrond in exploitatie of een voorraad grond in bezit van de gemeente, maar van een vordering op een derde partij. Feitelijk schiet de gemeente kosten voor die op basis van een overeenkomst worden teruggevorderd bij een derde partij, dan wel op basis van het exploitatieplan mogelijk in de toekomst kunnen worden teruggevorderd van een derde partij.

(bedrag x 1.000)

Boek-waarde 31-12-2021

Investe-ringen

Opbreng-sten

Winst/
verlies

Voorzie-ning verlies-latend complex

Boek-waarde 31-12-2022

Faciliterend grondbeleid

-39

-1

-40

Deze pagina is gebouwd op 06/01/2023 16:01:40 met de export van 06/01/2023 15:42:42